Teveel voedingsstoffen in het water zorgen voor een slechte waterkwaliteit doordat (blauw)algen, kroos en andere waterplanten overmatig groeien en daarmee gewenste planten en dierensoorten weg concurreren. Een van de grootste bronnen van het stikstof en fosfaat in het grond- en oppervlaktewater in het beheergebied van Aa en Maas is de landbouw. Landelijk is het beeld dat er de laatste jaren, ondanks aangescherpt beleid en uitgevoerde maatregelen, geen verbeteringen te zien zijn in de waterkwaliteit. In 2017 kwam daar nog de landelijke berichtgeving bij over mestfraude.
Hoewel de algemene principes van de uitstroom van nutriënten naar het water goed zijn onderzocht, ontbreekt het aan concreet inzicht om hierop zodanig te sturen. De mate van emissie uit de landbouw verschilt namelijk sterk per grondsoort, grondwaterstand, regenpatroon e.a. niet-beïnvloedbare factoren, naast de wijze waarop het land bewerkt en bemest wordt.
Om goed in kaart te brengen wat de effecten van de bedrijfsvoering van boeren op de waterkwaliteit is, is het noodzakelijk om hoogfrequent te meten. Dit kan het best worden gedaan met sensoren en deze spelen dan ook een belangrijke rol in het programma Sensor Gestuurd Boeren. Binnen dit programma wordt de relatie onderzocht tussen agrarisch handelen, en de waterkwaliteit, op basis van bedrijfsmanagement gegevens van de boeren - de kenmerken van de percelen en de activiteiten die daarop plaatsvinden- en metingen met sensoren in oppervlaktewater en op de percelen.
Het programma Sensor Gestuurd boeren is een innovatief samenwerkingstraject tussen waterschap Aa en Maas en de boeren in het stroomgebied rond de Vinkenloop, Westerbeek. De doelstelling voor het waterschap is om de uit- en afspoeling van stikstof uit de landbouw te verminderen door het gezamenlijk verkrijgen van data gedreven inzicht. In de toekomst moet dat uiteindelijk leiden tot meer zelfsturing, innovatie en lokaal maatwerk met meer verantwoordelijkheid voor de agrarische ondernemer.
Sensor Gestuurd boeren wordt mede mogelijk gemaakt met financiële steun van de provincie Noord-Brabant en het Europees Landbouwfonds voor PlattelandsOntwikkeling