In veel zeedijken zit nog een historische kleidijk verstopt. Dit is waardevol, want het kan extra weerstand geven in het geval de dijkbekleding door zware golfbelasting bezwijkt. Maar, hoe de hierin aanwezige klei te classificeren en mee te nemen in de veiligheidsbeoordeling? Het aspect reststerkte is belangrijk in de huidige veiligheidsbenadering van de kans op overstroming door falen van een primaire waterkering. Hetzelfde geldt voor de kleideklaag direct onder de grasbekleding. Er bestaat een classificatiemethode maar die is eigenlijk te grof om het erosiegedrag van de klei te kunnen voorspellen. Het waterschap voert in dit onderzoek proeven uit om een simpele methode te ontwikkelen die de erodeerbaarheid van verschillende soorten klei bepaalt. Naast de grootschalige proeven in de Deltagoot en de kleinschalige laboratorium-/veldtesten is een pilot uitgevoerd met een middelgrote proef, de Borehole Erosion Test (BET). Hiermee wordt over een bepaalde diepte, van de verschillende aanwezige lagen, de mate van erodeerbaarheid bepaald. Zo ontwikkelen we kennis over de erodeerbaarheid van klei die als oude kleidijk in de kern van een klassiek met zand versterkte dijk aanwezig is en de invloed van de kleikern op het beperken van de overstromingskans beter bepalen. Het onderzoek resulteert in een rekeninstrument met een beperkt aantal eenvoudig te meten variabelen die de klei karakteriseren. Met dit rekeninstrument ontstaan er meer mogelijkheden om kleimateriaal uit een brede range van klei-eigenschappen te gebruiken voor voldoende veiligheid, maar die niet voldoet aan de huidige strenge classificatie-eisen van de categorie 1 klei. En om de benodigde dikte te bepalen van de aan te brengen deklaag. Zo ontstaat de mogelijkheid om vaker klei “van dichtbij” te gebruiken in dijkversterkingsprojecten. Dit bespaart transport(kosten) en zorgt voor minder CO2-uitstoot. Zo zal blijken dat minder vaak een versterking nodig is of dat een minder zware versterking voldoet. Dat is beter voor onze leefomgeving.