Het Amstellandboezem-systeem zit krap in haar jas, zó krap dat Rijkswaterstaat niet toestaat dat poldergemalen meer water gaan uitslaan op het rijkswater. Met de verwachte toename van piekbuien door klimaatverandering zal het watermanagement in overstromingsgevoelige polders moeten veranderen. Het water moet op een slimme wijze binnen de polder worden opgeslagen en langzaam afgevoerd. Hiervoor zijn ‘klimaatboeren’ nodig, boeren die – tegen een vergoeding - een klein deel van hun land beschikbaar stellen aan de tijdelijke opslag van water. Piekbuien worden nu vooral opgevangen in waterbergingsgebieden, maar dat betreft één landeigenaar en één bepaalde locatie in een groot watersysteem. Een piekbui kan door de smalle watergangen toch tot wateroverlast leiden. Het waterbergingsgebied is dan veel minder effectief. Een innovatieve manier om de bergingscapaciteit van de héle polder te vergroten, is door verbreding van watergangen door middel van natuurvriendelijke oevers bij meerdere boeren. Het waterschap legt deze oevers aan, eventueel met subsidie van de provincie. Het overtollige water wordt zo gelijkmatig verdeeld over de polder en kan langer worden vastgehouden. Vanwege de steeds grotere financiële risico’s door overstromingen (o.a. miljoenenschade aan opstal en gewassen) zijn financiële instellingen steeds meer geïnteresseerd te investeren in dit soort Nature-based Solutions.
Waterberging in de vorm van natuurvriendelijke oevers heeft nog extra voordelen. Oevers worden begroeid met oeverplanten die goed tegen droge en natte omstandigheden kunnen. De planten hebben een diepe doorworteling waardoor de oever niet afkalft en ongeschikt is voor exotische rivierkreeften. Oeverplanten onttrekken voedingsstoffen uit het water waardoor de waterkwaliteit verbetert. Ze leveren ook habitat voor vissen, amfibieën, macrofauna, insecten, otter en (weide)vogels. Al deze eigenschappen helpen bij het bereiken van de KRW-doelen en biodiversiteitsherstel.
Natuurvriendelijke oevers bestaan uit moerasvegetaties, waarvan bekend is dat ze veel CO2 opslaan, tot wel 5x zoveel als bossen. Door ze slim te positioneren vormen ze ook een Groenblauwe dooradering (NPLG), een netwerk van ecologische verbindingen waardoor geïsoleerde natuurgebieden met elkaar verbonden worden.